Mevrouw Mondriaan staat in de keuken aardappels te schillen en spruitjes schoon te maken. Ze is gek op spruitjes maar Piet, haar man, vindt ze absoluut niet lekker. Piet is vanavond echter niet thuis. Hij gaat met zijn vrienden Johannes Vermeer en Maurits Escher, een avondje uit. De ‘gang’ zoals zij hen noemt, gaat samen een drankje drinken in café “Straatje van Vermeer” en daarna een hapje eten. Ze zet de aardappels op het vuur en verheugt zich op de spruitjesstamppot als de telefoon gaat.
Mevrouw Mondriaan ziet dat het haar vriendin mevrouw Escher is.
Mevrouw Mondriaan: Ha, Annelies, alles goed?
Mevrouw Escher zingt: Hoera, hoera, ik ben zo blij, zo blij.
Mevrouw Mondriaan: Kind, ben je dronken? Waarom zing je?
Mevrouw Escher: O, Adèle, ik heb geweldig nieuws.
Mevrouw Mondriaan: O, ja? Zeg op!
Mevrouw Escher: Weet je nog dat ik je vertelde dat ik zo’n vreselijke buurman had?
Mevrouw Mondriaan: Ja, dat was toch die Jan Tromp?
Mevrouw Escher: Precies. Misschien kan je je nog herinneren dat hij ongevraagd een tuinhek had gebouwd tussen mijn en zijn tuin en dat hij vond dat ik die moest betalen? Belachelijk.
Mevrouw Mondriaan: Nu je het zegt, ja. Wat een brutaliteit. En was er ook niet iets met poezen?
Mevrouw Escher: Dat ook. Hij heeft zo’n hekel aan ze dat hij elk poesje uit de buurt bij de staart greep en over zijn tuinhek slingerde. Een echte sadist. Veel buren hadden toen geprotesteerd maar daar trok hij zich niets van aan.
Mevrouw Mondriaan: Ja, nu weet ik het weer. Vreselijke man.
Mevrouw Escher: En dat niet alleen, hij is ook een opschepper. Hij had altijd, zei hij, de beste feesten met de meeste gasten. Meer gasten dan wie dan ook. En dan die harde muziek!
Mevrouw Mondriaan: Zo’n buurman ben je liever kwijt dan rijk.
Mevrouw Escher: En hij maakte altijd grapjes over Maurits en mij. En over onze vrienden. Dat hoorde ik van de buren. Een vreselijke roddelaar.
Mevrouw Mondriaan: Maar wat is er met hem dat je zo blij bent?
Mevrouw Escher: Hij gaat verhuizen!! Ik kan mijn geluk niet op. En zo denken alle buren erover. Eindelijk na vier jaar gaat hij weg. Wat een opluchting.
Mevrouw Mondriaan: Inderdaad, wat zal dat een opluchting zijn, zeg. Kunnen we weer lekker van de zomer in de tuin zitten en een glaasje drinken zonder irritatie.
Mevrouw Escher: Ik verheug me daar ook op. En om zijn vertrek te vieren heb ik een fles champagne gekocht. Ik zou graag met jou een glas willen drinken. Is het goed dat ik naar je toe kom? En dan neem ik ook sushi mee, oké?
Mevrouw Mondriaan: Natuurlijk, gezellig. Ik was eigenlijk spruitjes aan het koken maar zal ze wel bewaren voor een andere keer. Ik ben dol op champagne en sushi. Tot zo!