Mevrouw Mondriaan is vandaag vroeg opgestaan, want het is mooi weer en zij wil in haar tuin werken. Ze heeft net koffie gedronken als haar telefoon gaat.
Mevrouw Mondriaan: Hoi Annelies! Wat leuk dat je belt. Ik was net van plan om in de tuin te gaan werken.
Mevrouw Escher (nerveus): Eh, ja, hoi Adèle, o jee…
Mevrouw Mondriaan: Kind, wat is er aan de hand? Je bent zo nerveus, ik schrik me een hoedje.
Mevrouw Escher (bijna huilend): O, Adèle, ik heb zo iets doms gedaan. Ik kan me wel voor mijn hoofd slaan! Ik ben een idioot.
Mevrouw Mondriaan: Nou, nou, dat zal wel meevallen en bovendien ben je, volgens mij, absoluut geen idioot, hoor. Maar vertel!
Mevrouw Escher: Misschien kun je je herinneren dat ik een afspraak met mijn zoon had gemaakt.
Mevrouw Mondriaan: Eh, nou, nee, eigenlijk niet. Wat voor afspraak dan?
Mevrouw Escher: Weet je dat echt niet meer? Arthur en ik zouden dit jaar twee dingen doen waar we eigenlijk bang voor zijn. Dat was de afspraak. Een uitdaging.
Mevrouw Mondriaan: Ja, nou weet ik het weer. Ik denk dat jullie beiden stapelgek zijn. Wie doet er nou zoiets!
Mevrouw Escher (somber): Zie je wel dat je me een idioot vindt, ik wist het wel.
Mevrouw Mondriaan: Dat zeg ik helemaal niet. Ik zeg alleen dat jullie een idiote afspraak hebben gemaakt. En als ik jou een idioot vind, dan ben ik dat ook, want ik ben je beste vriendin!
Mevrouw Escher (een beetje vrolijker): Oké, dat is waar. Je bent inderdaad mijn beste vriendin.
Mevrouw Mondriaan: Wat had je ook al weer gedaan?
Mevrouw Escher: Zoals je weet, ben ik heel bang voor spinnen. Ik ben toen samen met Arthur naar een dierenwinkel gegaan waar ze van die grote spinnen verkopen en heb er eentje op mijn hand laten lopen. Dat was vreselijk!
Mevrouw Mondriaan: Dat zal wel zo zijn, maar je hebt toch maar gedaan! Petje af voor je.
Mevrouw Escher (lachend): Ja, ik was ook verbaasd dat ik dat heb gedaan.
Mevrouw Mondriaan: Maar je zei dat je twee dingen zou moeten doen. Wat is de tweede?
Mevrouw Escher (weer in paniek): Paardrijden! Ik ben doodsbang voor paarden.
Mevrouw Mondriaan (lachend): O, Annelies, wat ben je soms toch een paniekhaas.
Mevrouw Escher: Ja, ja, dat is waar. Maar wat moet ik nou doen?
Mevrouw Mondriaan: Nou, luister, Annelies, zoals je weet heb ik vroeger veel paardgereden. Ik heb ervaring met paarden. Ik weet een goede manege met aardige mensen en lieve paarden. Ik ga gewoon met je mee en help je! Die tuin komt later wel.
Mevrouw Escher (opgelucht): Dat is fantastisch! Wat een goed idee. Ja, graag, met jou erbij durf ik het wel.
Mevrouw Mondriaan: Zie je nou wel, probleem opgelost en je kunt Arthur zeggen dat je je aan je belofte hebt gehouden. En ik vind het leuk om weer eens paard te rijden. Als we klaar zijn, gaan we gezellig een borrel drinken en dan proosten we op je moedige besluit.
Mevrouw Escher: O, Adèle, je bent geweldig. Nu verheug ik me erop.
Mevrouw Mondriaan: Goed zo, ik pik je straks op en dan gaan we. Tot straks.
Mevrouw Escher: Ja, tot straks!