Mevrouw Mondriaan kijkt naar buiten en ziet dat het zonnetje schijnt. ‘Hè, echt lekker weer om in de tuin te zitten’, denkt ze. Ze haalt een paar tuinstoelen uit de schuur en zet ze op het terras. ‘Zo, nu ben ik klaar voor de zon’. Mevrouw Mondriaan gaat zitten. ‘Jeetje, het is wel heel warm. Misschien wil Annelies ook bij mij in de tuin zitten. Laat ik haar bellen’. Precies op dat moment gaat de telefoon. Het is mevrouw Escher.
Mevrouw Mondriaan: Nou, dat is toevallig, ik wilde je net gaan bellen.
Mevrouw Escher (chagrijnig): Hmm, dat zal wel.
Mevrouw Mondriaan: Wat is er met jou aan de hand? Ben je met je verkeerde been uit bed gestapt?
Mevrouw Escher: Pff, verkeerde been, tja linkerbeen of rechterbeen, wat maakt het uit?
Mevrouw Mondriaan: Tjonge, jonge, jij bent echt heel erg uit je humeur, zeg. En ik wilde je net vragen om hiernaartoe toe komen om met mij in de tuin te zitten. Als ik je zo hoor, kun je beter thuisblijven. Dan drink ik wel alleen een glaasje wijn, hoor. En eet je favoriete worst helemaal zelf op.
Mevrouw Escher: Oké, oké. Je hebt gelijk. Ik ben vreselijk uit mijn humeur en daarom belde ik jou.
Mevrouw Mondriaan: Lekker! Dat is ook niet leuk om te horen. Ik dacht dat we beste vriendinnen waren, maar blijkbaar is dat niet zo.
Mevrouw Escher: Nee, je begrijpt me verkeerd. Natuurlijk zijn we beste vriendinnen en juist daarom belde ik je, zodat ik je kan vertellen wat er gebeurd is.
Mevrouw Mondriaan: O, gelukkig! Nou, vertel maar.
Mevrouw Escher: Je weet dat ik heel veel jaren met Maurits ben getrouwd.
Mevrouw Mondriaan: Natuurlijk weet ik dat, ik was nota bene op jullie huwelijk.
Mevrouw Escher (moet een beetje lachen): Inderdaad, ik vergeet nooit dat je toen, heel dronken, op een tafel hebt gedanst. Ik heb zo gelachen.
Mevrouw Mondriaan: Eh, Annelies, is het echt nodig om me daaraan te herinneren? En bovendien belde je voor iets anders, denk ik.
Mevrouw Escher (lachend): Ja, dat is waar. Je hebt me, zoals altijd, in ieder geval weer opgevrolijkt. Maar goed, je weet ook dat ik absoluut nooit mijn trouwdag vier.
Mevrouw Mondriaan: Ja, weet ik. En trouwens was het vorige week niet je trouwdag?
Mevrouw Escher: Klopt als een bus. Maar dit jaar wilde Maurits me toch een kleinigheidje geven.
Mevrouw Mondriaan: Ach, de schat!
Mevrouw Escher: Pff, de schat, de schat! Nou, echt niet. Weet je wat hij me gegeven heeft? Chocolade! Van alle leuke dingen die hij had kunnen geven, nee, zeg, komt hij met een chocolade hart! Ik ben nog nooit zo boos geweest. Ik zei tegen hem: ‘we zijn al zo lang getrouwd en dan kom je nu met chocolade. Je weet toch dat ik helemaal niet chocolade houd’. En ik heb dat hart zo door de kamer geslingerd. Wat was ik boos!
Mevrouw Mondriaan: Hè, Annelies, dat is toch niet aardig van je. Ik weet zeker dat Maurits het goed bedoelde. En hoe romantisch is het dat hij je na al die jaren een hart geeft, ook al is het van chocolade. Is het hart trouwens gebroken?
Mevrouw Escher: Nee, dat niet.
Mevrouw Mondriaan: Nou, dat is toch geweldig? Hoewel jij probeert het hart van je man te breken, blijkt het onbreekbaar te zijn. Net zo onbreekbaar als jullie liefde voor elkaar. Zo, en nu genoeg hierover voordat ik boos op je word. Spring op je snelle fiets en kom bij mij in de tuin een wijntje drinken!
Mevrouw Escher: Ik heb misschien wel een beetje raar gereageerd, je hebt gelijk. Ik kom eraan! Schenk maar alvast een lekker glas voor in, enne geen chocola bij de borrel, hè?
Mevrouw Mondriaan (schiet in de lach): Misschien zou ik je voor straf een kilootje bonbons moeten geven. Nee, hoor, ik heb worst. Tot zo!
Mevrouw Escher (lachend): Ja, tot zo!